Dominee Douwe van Dijk (deel 2)

543

Vernieuwing van de preekmethode

Als Groninger predikant leverde hij regelmatig artikelen voor bladen als ‘De Bazuin’ (een landelijk weekblad), de ‘Groninger kerkbode’ en het weekblad ‘De Reformatie’, waar K. Schilder in 1934 de enige redacteur van was geworden. Ds. Van Dijk vond dat een goede zaak, mede door het nadrukkelijk door Schilder aan de orde stellen van een nieuwe preekmethode met sterke heilshistorische kenmerken. Dat ging Groningen zelf ook merken toen in 1936 ds. M.B. van ’t Veer aan de Oosterkerk werd verbonden; hij preekte ook in diezelfde trant – voor velen een openbaring!  Van Dijk nam de rubriek ‘geestelijke adviezen’ voor zijn rekening. Dat typeerde hem: hij gaf graag advies over heel praktische geloofszaken. Dat bleef hij ook doen na de Vrijmaking van 1944 in de toenmalige kerkbode van Groningen, Friesland en Drenthe.

In 1934 hield Van Dijk voor de Gereformeerde predikantenvereniging een redevoering over ‘De preektrant van de dominé’s in de kerken der Afscheiding in de jaren 1834-1869’. Daarin stelde Van Dijk aan de orde hoe nauw het verband is tussen het Verbond van God met mensen en de zekerheid van het geloof. Hij keerde zich tegen het geloof ondermijnende subjectivisme (dat de zekerheid in zichzelf probeert te zoeken). Een levensinstelling die men nog wel tegenkomt bij de ‘zware’ gereformeerden (Oud-Geref., Ger. Gem. en Hersteld Hervormden). In de preek spreekt de dominee zijn gemeente aan als ‘verloren zondaren’ en andere typeringen die de nadruk leggen op de verlorenheid van de mens. Van Dijk stelde dat de predikant de gemeente aan moet spreken als ‘Gods Verbondsvolk’. Onder hen zijn wellicht schijnheiligen, hypocrieten, maar die worden dan juist opgeroepen om zich aan Christus toe te vertrouwen.

 

Kerkstrijd

In de loop van de jaren ’30 ontstond er in de Gereformeerde Kerken in toenemende mate verschil van inzicht over de betekenis van de in 1920 overleden ‘grote’ Abraham Kuyper. Voor veel gereformeerden waren diens uitspraken over geloof en bekering, diens leiderschap in de journalistiek (De Standaard en De Heraut) en in de politiek (de Anti-Revolutionaire Partij), zo waardevol dat ze niet meer mochten worden bekritiseerd. Kuyper werd bijna gezien als een grote heilige in de gereformeerde wereld. Maar er waren ook nieuwe, jonge predikanten die de autoriteit van Kuyper niet op zo’n hoog voetstuk plaatsten. Zij wilden het gedachtegoed van Kuyper sympathetisch-kritisch verwerken en diens eenzijdigheden wegwerken in een nieuwe visie op kerk, geloof, staat en maatschappij. Dat nieuwe doordenken vond plaats in de kering rond prof. dr. K. Schilder (in 1934 hoogleraar in Kampen) en aan de Vrije Universiteit in Amsterdam door hoogleraren dr. H. Dooyeweerd en dr. D.H.Th. Vollenhoven, die werkten aan vernieuwing via de door hen ontworpen Wijsbegeerte der Wetsidee, waarin de Wet van God de basis was voor het denken over het mensenleven.

Prof. Schilder werd in 1934 de enige redacteur van het weekblad ‘De Reformatie’ en ging aan de slag om het denken van Kuyper opnieuw te analyseren en te bekritiseren. Dat betrof de volgende onderwerpen: de visie van Kuyper op de pluriformiteit van de kerk, zijn spreken van een zichtbare en onzichtbare kerk, over de algemene genade (ook wel: gemene gratie genoemd), de leer over de Heilige Geest (die veel speculatiefs bevatte, wat leidde tot onzekerheid in geloofsthema’s) en tevens over Doop en Verbond, waarbij Kuyper graag sprak over de ’veronderstelde wedergeboorte’ waardoor de beloften van God nogal in het gedrang kwamen. Daarnaast werd ook een nieuw kerkmodel ontworpen, waarin de generale synode de hoogste macht bezat, waaraan de kerkenraden geheel ondergeschikt waren. Deze vorm van kerkelijke hiërarchie (= oppermacht) was fundamenteel in strijd met het aloude gereformeerde kerkrecht dat sinds 1571 van kracht was en op de synode van Dordrecht 1618/19 bevestigd. Maar de ontwerpers hiervan kregen veel wind in de zeilen.

Over al deze onderwerpen werd in de kerken stevig gediscussieerd, mee doordat ds. D. van Dijk er in zijn artikelen op een eenvoudige manier over schreef. Maar niet alleen K. Schilder, ook D. van Dijk kreeg veel kritiek te verduren: men tastte de autoriteit van A. Kuyper aan. Van Dijks opvattingen die hij ook in zijn preken verwerkte werden voor sommige kerkleden aanleiding om klachten in te dienen bij de kerkenraad en de classis van Groningen; die klachten werden ook gedeponeerd bij de particuliere (= provinciale) synode en de generale synode. In 1942 bepaalde de synode dat de kritiek op Van Dijks opvattingen terecht was. Maar Van Dijk kwam met een aantal medestanders tegen die uitspraak in het geweer, het werd een onderdeel van de grotere strijd over de leer van de kerk die al in gang gezet was door fervente aanhangers van A. Kuyper (zoals diens zoon dr. H.H. Kuyper en diens collega dr. V. Hepp, beiden hoogleraar aan de VU). Het liep erop uit dat de generale synode op 8 juni 1942 een strakke uitspraak deed over Verbond en Doop die geheel in de lijn van de opvattingen van A. Kuyper lagen. En die synode-uitspraak werd ook nog een ‘bindend’ verklaard: iedere ambtsdrager, en feitelijk ieder kerklid, moest die leeruitspraak zien als de basis van het christelijk leven. Centraal stond de gedachte dat men bij de Doop niet verder kon gaan de ‘veronderstelde wedergeboorte’. Nu was ds. D. van Dijk zelf lid van de generale synode. In haar vergadering verklaarde de Groninger dominee dat hij zich niet gebonden achtte aan de door de synode gedane leeruitspraak. Dat leidde tot de schorsing van ds. Van Dijk als lid van de synode; hij kon naar huis gaan, 27 juli 1943. Dat beloofde niet veel goeds voor prof. dr. K. Schilder die al een tijd ondergedoken zat en niet op de synode kon komen.

De Vrijmaking

In het voorjaar van 1944 werd ook de nog ondergedoken prof. dr. K. Schilder door de synode geschorst, zelfs zo dat hij geen dominee en geen hoogleraar meer mocht zijn. Overal in den lande ontstond onrust en verontwaardiging; velen voelden zich ‘bezwaard’ door dit optreden van de synode. Na een aantal maanden met mislukte pogingen om een kerkscheuring te voorkomen, organiseerden de ‘bezwaarden’ een grote landelijke vergadering in Den Haag. Die vond plaats op 11 augustus 1944; daar was naast de 73-jarige emeritus-professor dr. S. Greijdanus en de 53-jarige prof. Schilder (die in de zomer van 1944 niet meer gezocht werd door de Duitsers) ook ds. D. van Dijk aanwezig. In die grote bijeenkomst las prof. Schilder de door hem opgestelde ‘Acte van Vrijmaking en Wederkeer’ voor. Hij riep op tot het verlaten van de ‘synodale’ kerk en een nieuw kerkverband te vormen die zich niet gebonden achtte aan de dwingende uitspraken van de generale synode. De vergadering in Den Haag ging in groten getale akkoord met de door Schilder uitgezette lijnen naar de toekomst. Zo ontstonden de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, waar zich ongeveer 10% van de kerkleden bij aansloot.

 

De Vrijmaking in Groningen

In de maand september 1944 zou er in Groningen een beslissing vallen. Er was door drie kerkleden uit Helpman en Groningen (K.C. Kamminga, F.H. Ozinga en B. Roorda) al op 5 september een grote bijeenkomst gepland waar prof. Schilder zou spreken over de kerkelijke ontwikkelingen. Of die in het muziekcentrum de Harmonie zou plaatvinden of in de Martinikerk is niet duidelijk, maar feit is wel dat die vergadering nooit heeft kunnen plaatsvinden. Schilder kwam op zijn treinreis naar Groningen niet verder dan Assen, waar de trein bleef staan in verband met technische problemen. Schilder maakte zijn noodgedwongen verblijf nuttig door in Assen, Zuidlaren en Smilde voorlichting te geven over de Vrijmaking. Pas op zaterdag 16 september was het mogelijk dat prof. Schilder in Helpman voorlichting te geven, terwijl hij de volgende dan, zon dag 17 september, in Zuidlaren werd verwacht om voor te gaan in de eerste vrijgemaakte kerkdienst. ‘s Avonds werd Schilder uit Zuidlaren per auto naar de pastorie van zijn vriend ds. Van Dijk gereden. Daar werd een uitgebreid beraad gehouden over het perspectief van de kerkstrijd. Maar Schilder wilde zich beslist niet bemoeien met deze strijd in de stad Groningen. Ook nu was hij noodgedwongen in Groningen te blijven: de Slag om Arnhem was begonnen en daarmee samenhangend was er een spoorwegstaking uitgeroepen door het verzet. Ds. Van Dijk zocht en vond een logeeradres voor Schilder: de weduwe van ds. Joh. Kapteyn, die was omgekomen in het concentratiekamp Dachau was bereid hem onderdak etc. te verlenen. De boekerij van Kapteyn kon nu door Schilder worden geraadpleegd. Zijn verblijf heeft geduurd tot de bevrijding van Groningen, midden april 1945. Schilder werd door veel bezwaarde kerkleden in de provincie gevraagd om in hun gemeenten te komen preken en voorlichting te geven. Hij was daarin zeer actief. En in de stad Groningen gaf Schilder op verzoek van de vrijgemaakte kerkenraad elke week ‘colleges’ bij kaarslicht aan ambtsdragers en andere belangstellenden over een uitvoerige reeks actuele theologische onderwerpen.

In de stadskerken van Groningen kwam het eind september 1944 tot een ontlading van de tegenstellingen. Nadat de kerkenraad in overgrote meerderheid (4 predikanten, 50 ouderlingen en 23 diakenen) zich uitsprak tegen de door de synode geëiste binding aan de leeruitspraken, kwam het sluimerende conflict tot een uitbarsting. Op 25 september besloot de classis Groningen alle ‘bezwaarde’ ouderlingen en predikanten, 56 personen in totaal, te schorsen in hun ambt. Daarmee werd de kerkscheuring in Groningen een feit. Twee dagen later, woensdag 27 september, besloten de geschorste ambtsdragers zich vrij te maken van het synodale kerkverband. Zij belegden eigen kerkdiensten waarin de vier geschorste predikanten voorgingen. Een dag later maakte een deel van kerk te Helpman zich vrij; daar stond de jonge predikant drs. R.H. Bremmer.

Hoe reageerde den de gemeenteleden in de stad? Net iets meer dan 50% van de leden koos voor de Vrijmaking zoals die door ds. D. van Dijk was bepleit en daarin krachtig gesteund werd door zijn collega’s ds. P. Deddens, ds. P.K. Keizer en ds. A. van der Ziel. De telling in 1945 liet zien dat er 7400 kerkleden bij de vrijgemaakte kerk behoorden. De kerkgebouwen werden voorlopig verdeeld onder de ‘synodalen’ en de ‘vrijgemaakten’. Zo bleef de Noorderkerk de kerk waar ds. Van Dijk aan verbonden bleef in vrijgemaakte handen. Andere kerkgebouwen moesten de eerste zondagen gehuurd worden; dit betrof de Pelstergasthuiskerk en de Remonstrantse kerk.  Na een juridische uitspraak kregen de vrijgemaakten de beschikking over de Noorderkerk, de Westerkerk (aan de Kraneweg), en de Parklaankerk.

In het gezin van ds. Van Dijk ontstond (opnieuw) groot verdriet door het plotselinge overlijden van de 16-jarige Tjalling Hendrik in november 1945.

Pastorale zorg

Ds. Douwe van Dijk was op allerlei manieren een meelevende pastor. Naast de gewone bezoeken en de catechisaties was hij actief als publicist, vooral in de eigen kerkbode. Zijn zorg ging vooral uit naar die mensen die een alcoholprobleem kenden. Ds. Van Dijk was een geheelonthouder die de wijn en sterke drank liet staan. Zijn overtuiging was dat alcohol een vloek in de schepping was. Hij gaf zo nu een dan een pamflet uit om te waarschuwen voor het alcoholgebruik.

Precies 40 jaar heeft Ds. D. van Dijk de kerkelijke gemeente van Groningen gediend. Zijn emeritaat begin 1960, kort voordat er in de kerken een nieuwe strijd ontbrandde over de band aan de gereformeerde belijdenis en de verhouding tot de synodaal gereformeerde kerken. Die speelden in Groningen een eigen bijzondere rol, m.n. rond de predikanten ds. L.L. van der Vliet en ds. A. van der Ziel die zich bewogen inde richting van de synodaal Gereformeerde Kerk.  In 1967 ontstond uit de moeiten daarover de vorming van de zogeheten ‘Tehuis-gemeente’, die een heel eigenzinnig en open karakter toonde.

Nu was ds. Van Dijk vanaf 1944 tot 1972 president-curator van de Theologische Hogeschool in Kampen. Als hoogste bestuurder kreeg Van Dijk met zijn mede-curatoren daar ook te maken met hoogleraren die sympathie koesterden voor een minder strak-confessionele koers en dat ook lieten merken in hun kerkkeus in Kampen, waar ze lid werden van de ‘buiten-verband-gemeente in de Nieuwe Kerk. De onenigheid was zo groot dat twee hoogleraren, C. Veenhof en H.J. Jager, werden ontslagen. Deze door velen als onverkwikkelijke gebeurtenissen werden in de eerste decennia van de 21e eeuw opnieuw beoordeeld, waarbij de maatregelen uit de jaren ’70 werden teruggenomen en er een opening werd gevonden waardoor de twee vrijgemaakte kerkgenootschappen elkaar weer erkenden en deze te laten herenigen. Dat krijgt zijn beslag in 2023.

Ds. Van Dijk was in kerkelijke kwesties soms scherp en zeer consequent, maar hij kende ook momenten dat hij minder strak in zijn overtuiging was en dus meer toegeeflijk in kerkelijke kwesties; zo was hij medeoprichter van het blad ‘Opbouw’, dat een tegenhanger was van ‘De Reformatie’. Hij trok zich echter al vrij gauw terug, omdat de koers van Opbouw in de richting ging van het kerkelijk independentisme (iedere kerk regelt zijn eigen zaken en trekt zich van het kerkverband niets aan). Ds. Van Dijk hield op 31 december 1980 zijn laatste preek in de Gereformeerde Kerk van Onnen.

Hij trok zich geleidelijk terug en overleed in Groningen op hoge leeftijd op 22 oktober 1985.

Drie zonen Van Dijk werden ook predikant in de Gereformeerde Kerken: ds. Jan van Dijk (1919-2005), ds. Klaas Douwe van Dijk (1926-1997) en ds. Aaldrick Pieter van Dijk (1931-2006).

Ds. D. van Dijk heeft een groot aantal artikelen, pamfletten en boeken geschreven. De twee delen ‘Hoe het vroeger was’ (Goes 1957) en ‘Hoe het geworden is’ (Goes 1959) vormen een populaire autobiografie. In 1958 gaf hij het boek ‘Gij zijt Gods medearbeiders’ opnieuw uit (1e druk Goes 1941, 3e druk Goes 1958).

 

 

 

 

 

 

 

© dr. Harm Veldman

 Een persoonlijke herinnering uit de jaren ’50 aan ds. D. van Dijk. Hij zou voorgaan in een kerkdienst in de gymnastiekzaal van de Groen van Prinstererschool (Groningen-Oost); Hij hield een preek met 7 punten; ongehoord! De kerkdienst was – tegen onze verwachting in – toch op een normale tijd afgelopen.

 

 

Vorig artikelOuderdom Door de ‘Copiloot’ voor het web
Volgend artikelDe Gaweg
Mijn naam is Harm Veldman (* 1942) en ik ben sinds 1965 decennia lang onderwijzer/leraar geschiedenis geweest. Ik heb daarnaast veel onderzoek gedaan naar lokale en regionale kerkgeschiedenis, maar ook naar de nationaal-kerkelijke ontwikkelingen in Nederland. Mijn grote interesse betreft de eeuw van de Europese Reformatie.Mijn promotieonderzoek richtte zich op het leven en werk van Hendrik de Cock, de ‘vader van de Afscheiding van 1834’. De promotie vond plaats in 2009 aan de Theologische Universiteit van de GKv te Kampen, promotor was prof. dr. M. te Velde.